Kwaliteit

Volgen van kinderen

Op Campus aan De Lanen leggen we de ontwikkeling van kinderen vast in een digitaal portfolio: Mevolution. In dit portfolio staat het leerproces (de weg ernaar toe) centraal. Aan de hand van de vier domeinen (kennis, inzicht, vaardigheden, attitude) wordt de ontwikkeling beschreven. Hierbij wordt een handig instrument gebruikt: het “SOL-model”, oftewel sociaal ontwerpend leren (zie afbeelding). Het kind vraagt zich door middel van het formuleren van onderzoeksvragen af hoe zijn leer- en ontwikkelproces gaat in een periode waarin een kernconcept centraal staat. Het kind doet dit aan de hand van de vier fases van het SOL-model:

  1. Verkenningsfase
  2. Idee-ontwikkelingsfase
  3. Realisatiefase
  4. Oogstfase

Tijdens deze fases volgen de coaches de ontwikkeling van de kinderen nauwkeurig. Het kind krijgt feedback op het leerproces en de leeropbrengsten. Dit doen we door het kind antwoord te laten vinden op drie vragen:

  1. Waar werk ik naartoe (feed up)?
  2. Doe ik het zo goed (feedback)?
  3. Wat moet ik hierna doen (feed forward)?

Feedback gaat dus niet alleen over het resultaat, maar vooral over het proces dat het kind doorloopt. We zorgen dat kinderen het leerdoel en/of het lesdoel kennen. Ze moeten weten wat ze gaan leren en waarom (feed up). We geven feedback over hun voortgang op het leerproces. Zo kunnen we kinderen inzicht geven of ze op de goede weg zijn of ze nog dingen bij moeten leren. Ook gaan we met de kinderen in gesprek wat hun vervolgstappen zijn (feed forward). Feed forward kan het kind ook helpen bij het zelf kiezen van een volgende taak/activiteit.

Formatief evalueren

Het op deze manier volgen van kinderen tijdens het leerproces is onderdeel van het “formatief evalueren. Dit betekent dat coaches en kinderen samen leeractiviteiten en resultaten beschrijven, zodat de volgende stap in de ontwikkeling kan worden bepaald. Dit is op Campus aan De Lanen een belangrijke bron om inzicht in het leerproces van het kind te krijgen. We stimuleren de kinderen steeds hun resultaten te vergelijken met die van zichzelf.

We vinden dat evalueren bij het leerproces hoort. Zo ervaart het kind dat oefenen niet gebeurt voor een toets, maar dat je vooral oefent om nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden toe te passen. Als je iets wil leren, dan is oefenen heel belangrijk. Hiermee laten we kinderen zien dat ook het maken van fouten, ergens aan twijfelen of verkeerde keuzes maken allemaal bij het leerproces horen.


Reflecteren

Na de evaluatie waarin we het hebben over hoe de dingen verliepen en welk resultaat is behaald, volgt de reflectie over wat de rol van het kind was en waardoor het de dingen deed zoals het ze deed. Reflecteren is terugdenken en overzien, nadenken over jezelf, je gedrag of een activiteit. Doel van het reflecteren is het vergroten van je begrip en inzicht en het verbeteren van je gedrag. Samen met de coach of met een groepsgenoot reflecteren op het leerproces (hoe heeft het kind de dingen aangepakt) kan het kind helpen om meer doelgericht te leren en om de leerstof beter te onthouden.

Bij reflecteren heeft het kind het over zichzelf. Het denkt na, ook over zijn/haar emoties en drijfveren. Het eigen ontwikkeldoel staat centraal en leidt tot iets willen of het aanpassen van het gedrag. Je eigen leerproces zo formuleren dat duidelijk is dat je onderweg bent naar een concreet (en haalbaar) doel past bij een op groei gerichte houding: we laten de kinderen dus ontwikkelen vanuit een growth mindset. We zeggen dan: “Dit kan ik nog niet”. Kinderen moeten weten en snappen wat hun doelen zijn en wat het oefenen (atleet) om die doelen te bereiken inhoudt. Ze moeten op ‘groei’ gericht zijn. Op Campus aan De Lanen wordt er de hele dag door gereflecteerd.

Betrokkenheid

Uit onderzoek hebben we geleerd dat een hoge betrokkenheid van kinderen tot betere prestaties kan leiden. Als coach heb je invloed op de betrokkenheid van de kinderen. We vinden het belangrijk om betrokkenheid te herkennen en signalen uit te leggen.  Er zijn onderdelen in de omgeving van het kind die je kunt beïnvloeden om de betrokkenheid te verhogen. Die noemen we ook wel de 7 betrokkenheids verhogende factoren:

  • Positief groepsklimaat;
  • Rijke (leer)omgeving (de werkelijkheid binnenhalen, werkelijkheidsnabijheid, waar kunnen nemen);
  • Leerling-initiatief (leerlingen leren te onderzoeken en te ontwerpen);
  • Activiteiten doen (zoveel mogelijk gericht op situaties uit de ‘echte’ wereld, actief bezig zijn);
  • Afstemming en aanbod aanpassen op het ontwikkelingsniveau van het kind;
  • Ruimte voor expressie (belangrijkste competentie om je uit te kunnen drukken, ervaringen kunnen benoemen/aangeven);
  • Samen leren. 
Betrokkenheid en leren

Een betrokken activiteit stimuleert de ontwikkeling omdat het kind niet gewoon bezig is, maar volop actief is. Het kind beweegt zich aan de grens van zijn/haar mogelijkheden en kan daardoor een stapje verder komen.

Dit lukt als kinderen in een “Flow“ zitten en zij vanuit die flow met een activiteit bezig zijn. Een kind voelt zich dan namelijk uitgedaagd, verbonden, verantwoordelijk en geïnteresseerd.

samen puzzelen KO

Dit zien we aan:

  • Extreme concentratie en doelgerichtheid;
  • Een duidelijk doel hebben;
  • Verlies van zelfbewustzijn doordat het kind zich geheel focust op de activiteit en zichzelf vergeet;
  • De activiteit is belonend, heel erg leuk;
  • Het kind heeft een duidelijk gevoel van controle over de situatie/ activiteit;
  • Het kind heeft een gevoel van uitdaging waarbij het bewust is van de haalbaarheid;
  • Het krijgen van directe feedback en feedup, succes en falen zijn direct duidelijk, zodat het kind het eigen handelen direct kan aanpassen;
  • Verlies van tijdsbesef waardoor de tijd ‘voorbij vliegt’.

 

Drie voorwaarden om in een ‘flow’ te komen zijn:

  • Een duidelijk doel hebben;
  • De balans hebben tussen de uitdaging en het eigen kunnen;
  • Duidelijke en directe feedback krijgen.
Betrokkenheidsschaal

We gebruiken de Leuvense betrokkenheidsschaal om de betrokkenheid van het kind goed in beeld te krijgen (waarbij schaal 1 “geen activiteit” betekent, het kind is dan afgehaakt, en schaal 5 “volgehouden intense activiteit” betekent, het kind is dan volledig gefocust op zijn/haar activiteit). Als we betrokkenheid scoren, kijken we naar de volgende signalen: concentratie, energie, creativiteit, houding, nauwkeurigheid, volhouden en voldoening.

Onze observaties bespreken we met de kinderen en met de collega-coaches. We signaleren hoe de betrokkenheid die dag was. Zien we een hoge betrokkenheid dan laten we het kind. Dat noemen we de “kunst van het loslaten”. Kinderen die een lage betrokkenheid laten zien, komen in beeld. Voor hen bespreken we of dit kind iets nodig heeft en krijgen we in beeld wat dat dan is.

Toetsen op Campus aan De Lanen

We willen aan de buitenwereld laten zien dat wat we doen kwaliteit heeft. Toetsen kunnen hiervoor een objectief middel (een “leerbewijs”) zijn om te kijken of het leerstofaanbod van het kind betekenis heeft gehad. Op Campus aan De Lanen maken we een duidelijk verschil tussen de ‘foto’ (het moment van toetsen) én het proces van de ‘film’ in de vorm van dynamisch toetsen en het portfolio die het ontwikkelproces van kinderen in beeld brengen.

Dynamisch toetsen of statisch toetsen?

Toetsen kunnen worden afgenomen op een gestandaardiseerde manier, oftewel voor ieder kind hetzelfde. Gestandaardiseerde toetsen worden statisch (zoals in de handleiding beschreven staat) afgenomen en laten vooral zien waartoe kinderen niet in staat zijn. Daarmee weten we nog niet wat kinderen wel zouden kunnen als ze extra ondersteund worden tijdens de toets. Dit laatste is wat vastgesteld wordt bij het inzetten van dynamisch toetsen.

Bij dynamisch toetsen voert een kind toetstaken uit, begeleid door de Campuscoach, die waar nodig hulp op maat biedt. Door deze vorm van toetsing worden verschillen tussen kinderen zichtbaar die anders verborgen zouden zijn gebleven. Twee kinderen kunnen gelijk presteren op een statische toets, die aangeeft wat ze tot nu toe geleerd hebben, maar heel verschillend op een dynamische toets, als het gaat om de mogelijkheden om nieuwe dingen te leren.

Bij de visie op leren van Campus aan De Lanen past het dynamisch afnemen van toetsen. Hierbij is sprake van actieve interactie tussen de Campuscoach en het kind, die erop gericht is het kind vooruit te helpen bij het uitvoeren van toetstaken. Daarbij wordt precies die mate van hulp gegeven die het kind nodig heeft om verder te komen met de taak. Ondertussen worden alle vormen van hulp en de reacties van het kind, waaronder het type gemaakte fouten en benodigde toetstijd, geregistreerd. Zo kun je met dynamisch toetsen de leermogelijkheden van het kind bepalen. Nog een voordeel van dynamisch toetsen is dat het handvatten geeft om het vervolgaanbod voor het kind te bepalen.

dynamisch toetsen

We zien actieve betrokkenheid van de Campuscoach tijdens het dynamisch afnemen van de toets. Dit doen we doordat we:

  • een omgeving creëren waarin toetsen normaal is;
  • taalgebruik hanteren waarin de coach ‘voorleeft’; “Dus je wil laten zien wat je kunt?”;
  • veiligheid creëren. Mocht het kind blokkeren dan breken we de toets af;
  • indien nodig, vragen stellen tijdens de toetsafname gericht op het proces van denken en handelen;

Als tijdens het toetsmoment extra ondersteuning nodig is dan maken we hiervan een aantekening bij de toets. 

Daarnaast toetsen we, op momenten dat dat nodig is, ook statisch. Dit betekent dat we een methode-onafhankelijke toets afnemen zoals in de handleiding beschreven staat. BOOM-toetsen zijn hiervan een voorbeeld. 

Wanneer toetsen we statisch?

Statisch toetsen (zoals in de toetshandleiding staat beschreven) doen we adaptief. Dit betekent dat we de toets afnemen die past bij het ontwikkelniveau van het kind.

Dit doen we als
– Het kind wil weten waar het staat;
– De coach wil weten waar het kind staat;
– Als afname van de toets iets toevoegt aan de ontwikkeling van het kind; zodat de ouder of de externe instantie (inspectie, bestuur, dyslexieonderzoek) weet welke vaardigheid een kind op een bepaald moment beheerst.

Welke toetsen zetten we in?

Eindtoets
IEP

Begrijpend lezen
– Boom LVS Begrijpend Lezen

Technisch lezen
– Boom LVS Technisch Lezen
– Toetsen Leeslijn
– Na 10 weken intensieve begeleiding op leesgebied volgt een toetsmoment

Spelling
– Boom LVS Spelling
– PI-dictee
– Toetsen uit Janson ‘Op zoek naar letters”

Rekenen
– Boom LVS Rekenen-Wiskunde
– Parwo Quickscan

We nemen toetsen af die passen bij het ontwikkelniveau van het kind”

Schematische weergave van het volgen van kinderen: